Eén van de grootste speerpunten in beleid rond kinderen is dat ze bij de geboorte allemaal een gelijke kans op een gelukkig leven moeten hebben. Als je een spelletje ganzenbord doet, is het immers alleen een eerlijk spel als iedereen op ‘vakje 1’ begint. Daarna kun je natuurlijk allemaal bij vakje 22 in de put raken (that’s all in the game) , maar het spel wordt al bij de start oneerlijk als sommige spelers al op vakje 10 mogen beginnen en anderen niet. Of sterker nog, als sommigen het spel zelfs al in de put moeten beginnen…..
Elk kind heeft recht op een levensstandaard die toereikend is voor zijn lichamelijke, geestelijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling, leert artikel 27 van het internationaal erkende Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties. Als dat bij één op de negen kinderen niet het geval is, dan heeft een land wat uit te leggen. En dus heeft Nederland wat uit te leggen. Want hoe is het mogelijk dat in zo’n welvarend land de beschaving ontbreekt om alle kinderen op zijn minst een eerlijke levensstart te geven? Het belang van zo’n eerlijke start in het leven is namelijk dat alleen een eerlijke start tot een eerlijke race kan leiden. Dus omgekeerd; als de start oneerlijk is, dan is de hele race oneerlijk. Dan gaat het niet alleen om een jeugd in armoe, maar daarna vaak ook om een heel leven in armoe. En dan bedoel ik niet alleen financieel, maar ook emotioneel en sociaal. Het één is niet los te zien van het ander.
Het einde van ganzenbord is vakje 63 en dat halen we uiteindelijk allemaal op onze eigen manier. Soms komen we elkaar op hetzelfde vakje tegen, maar we volgen uiteindelijk onze eigen unieke weg. En die weg gaat niet altijd over rozen. Maar het minste wat we voor onze kinderen kunnen doen is het spel tenminste zo eerlijk mogelijk te maken. En daarin heeft een beschaafd land één van zijn belangrijkste taken gevonden.
Steven Pont, ontwikkelingspsycholoog, mediator en systeemtherapeut